Copy this text
Voorstel voor monitoring van zoöplankton in de Noordzee : monitoringplan zoöplankton MONS ID14
In this report, a draft plan for monitoring and supporting research of zooplankton in the Dutch part of the North Sea has been drawn up. The aim is to draw up a zooplankton monitoring plan that can provide answers to the following questions in due course: What is the composition and distribution of zooplankton in space and time? And also: what are the trends (years and decades) (in composition and distribution of zooplankton in space and time) and what are the effects of new human use? The results from the monitoring should enable to understand and predict changes in zooplankton in the North Sea, so that validated scenario studies can be performed. All this in order to be able to assess the ecological capacity and the effects of individual and cumulative use thereon. The monitoring plan consists of two phases, a 1-year inventory study and a 4-year monitoring to test whether the results can be used to answer the questions. First of all, an overview was drawn up of the available knowledge about the policy frameworks and goals for zooplankton monitoring, an overview was given of monitoring activities in the Netherlands and other North Sea countries and a description was made of conventional and innovative techniques that are used for zooplankton monitoring. Internationally (e.g. OSPAR) the focus is currently mainly on indicators that indicate the role of zooplankton in the food chain. The density and size distribution of the mesozooplankton (0.2 – 20 mm) is used as an indicator for the food availability of fish. Biodiversity is also important. These indicators can be measured in different ways. In addition to classical methods, in which net samples are analyzed under the microscope, more and more innovative methods are being used. Phase 1: The plan for the first phase concerns a 1-year study aimed at determining the required resolution for identifying trends in space and time and the feasibility of innovative techniques to be used in the monitoring of zooplankton. The plan includes which classical and innovative techniques can be used and how these can contribute to answering the knowledge questions. This concerns the collection of zooplankton with net samples and the analysis thereof, such as by means of microscopy, image analysis or DNA metabarcoding, and the application of in situ techniques, such as dragging a video plankton recorder, acoustic measurements and the use of scanners. Three sailing trips have been proposed for this and measurements at fixed measuring stations. Phase 2: The plan for phase 2 is still surrounded by uncertainties, because it is being implemented on the basis of the findings of phase 1. In this project, only a preliminary plan can be drawn up for a 4- year program and budgeted on the basis of the number of measurement locations and times. These will be smaller compared to the monitoring of phase 1. It is also unclear at the start of phase 2 which techniques will ultimately be selected, so that a specification must also be made for this.
In dit rapport is een concept-plan voor monitoring en ondersteunend onderzoek van het zoöplankton in het Nederlandse deel van de Noordzee opgesteld.
Doel is om een plan voor monitoring van zoöplankton op te stellen dat op termijn antwoord kan geven op de volgende vragen:
Wat is de samenstelling en verspreiding van zoöplankton in ruimte en tijd?
En daarnaast: wat zijn de trends (jaren en tientallen jaren) (in samenstelling en verspreiding van zoöplankton in ruimte en tijd) en wat zijn de effecten van nieuw gebruik?
De resultaten uit de monitoring dienen gebruikt te kunnen worden om de veranderingen in zoöplankton in de Noordzee te kunnen begrijpen en te voorspellen, zodat gevalideerde scenariostudies kunnen worden uitgevoerd. Dit alles ten einde de ecologische draagkracht en de effecten van individueel en cumulatief gebruik daarop te kunnen beoordelen.
Het monitoringplan bestaat uit twee fasen, een inventariserende 1-jarige studie, en een 4-jarige monitoring om te testen of met de resultaten de gestelde vragen kunnen worden beantwoord.
Allereest is een overzicht opgesteld van beschikbare kennis over de beleidsmatige kaders en doelen voor de monitoring van zoöplankton, is een overzicht gegeven van monitoringactiviteiten in Nederland en andere Noordzeelanden en is een beschrijving gemaakt van conventionele en innovatieve technieken die worden ingezet bij zoöplankton monitoring.
Internationaal (b.v. OSPAR) is de focus op het moment vooral gericht op indicatoren die aangeven wat de rol van zoöplankton is in de voedselketen. De dichtheid en grootte-verdeling van het mesozoöplankton (0,2 – 20 mm) wordt gebruikt als indicator voor de voedselbeschikbaarheid van vis. Daarnaast is ook de biodiversiteit van belang. Deze indicatoren kunnen op verschillende manieren worden gemeten. Naast klassieke methoden, waarbij netmonsters onder de microscoop worden geanalyseerd, worden steeds vaker meer innovatieve methoden ingezet.
Fase 1: Het plan voor de eerste fase betreft een 1-jarig onderzoek gericht op het kunnen vaststellen wat de benodigde resolutie is voor het vaststellen van trends in ruimte en tijd. Aanvullend wordt deze fase gebruikt om de inzetbaarheid van verschillende (innovatieve) technieken in de monitoring van zoöplankton te onderzoeken. In het plan is opgenomen welke klassieke en innovatieve technieken ingezet kunnen worden en hoe deze kunnen bijdragen aan beantwoording van de hierboven gestelde kennisvragen. Het gaat om het verzamelen van zoöplankton met netmonsters en de analyse daarvan zoals middels microscopie, beeldanalyse of DNA metabarcoding en het toepassen van in situ technieken, zoals het slepen van een videoplankton recorder, akoestische metingen en de inzet van scanners. Er zijn hiervoor drie vaartochten voorgesteld aangevuld met metingen op vaste meetstations.
Fase 2: Het plan voor fase 2 is nu nog omgeven met onzekerheden, omdat het wordt uitgevoerd op basis van de bevindingen van fase 1. In dit project kan alleen een voorlopig plan worden opgesteld voor een 4-jarig programma en worden begroot op basis van het aantal meetlocaties en tijdstippen. Dit aantal zal geringer zijn t.o.v. de monitoring in fase 1. Ook is bij aanvang van fase 2 nog onduidelijk welke technieken uiteindelijk geselecteerd zullen worden, omdat ook hiervoor een specificatie dient te worden gemaakt.
Full Text
File | Pages | Size | Access | |
---|---|---|---|---|
Publisher's official version | 52 | 1 Mo |